Klinisch Laboratorium
Heilig-Hartziekenhuis
Mechelsestraat 24, B-2500 Lier
Tel.: 03-491 30 70 • Fax: 03-491 30 89
WEIGERING VAN BLOEDTRANSFUSIE DOOR DE GETUIGEN VAN JEHOVAH
>
DocNr
BLB.DOC.2
Versie
5
Status
Definitief
Auteur
Helena Claerhout
Aangemaakt op
07/Oct/2024
Verstuurd op
15/Oct/2024
Geldig van
22/Oct/2024
Geldig tot
22/Oct/2027
Gearchiveerd op
(Advies nr. 16. Brussel: Raadgevend Comité voor Bio-ethiek — 25 maart 2002)
Printvriendelijke versie
«
Het is evident dat het onderstaande alleen geldt voor levensnoodzakelijke bloedtransfusies. Patiënten hebben steeds het volste recht niet-levensnoodzakelijke ingrepen te weigeren; uitzondering moet worden gemaakt voor wilsonbekwame minderjarigen. De arts dient alle mogelijke voorzorgen te nemen en de elementen die de beslissingen motiveren steeds aan het medisch dossier toevoegen. De onderstaande richtlijnen moeten niet als starre beoordelingsregels worden opgevat, maar met soepelheid toegepast van geval tot geval. Zowel strikt formalisme als overdreven juridisering dienen in de ethische beoordeling te worden vermeden.
1. In het geval van
wilsbekwame meerderjarige
Getuigen van Jehova, is de arts
verplicht
de weigering van een levensnoodzakelijke bloedtransfusie te respecteren, zelfs als dit de dood van de patiënt betekent.
De volgende voorwaarden dienen echter vervuld te zijn:
De patiënt dient de weigering uitdrukkelijk stand te houden, na te zijn ingelicht over de gevolgen van de weigering.
De patiënt moet de mogelijkheid krijgen tot een gesprek onder 4 ogen met de arts, zodat de wil van de patiënt in een serene en onafhankelijke omgeving kan worden vastgesteld.
De arts dient de patiënt een
décharge
te laten ondertekenen, waarin zijn weigering wordt vastgesteld.
De arts moet de décharge toevoegen aan het medisch dossier van de patiënt.
De patiënt mag niet lijden aan een psychiatrische pathologie die zijn oordeelsvermogen op het precieze gebied van de weigering van een bloedtransfusie in de weg staat.
De patiënt dient feitelijk oordeelsbekwaam te zijn, wat moet blijken uit het onderzoek van het vermogen van de patiënt om te begrijpen wat de gevolgen zijn van de weigering, en uit zijn vermogen om één of meerdere redenen te geven voor de weigering.
Nadat de weigering van de levensnoodzakelijke bloedtransfusie is vastgesteld, kan de arts wel weigeren de patiënt verder te behandelen, en kan hij doorverwijzen, behalve indien de gezondheidstoestand van de patiënt dit niet toelaat.
2. In het geval van
wilsonbekwame meerderjarige
Getuigen van Jehova.
In deze gevallen kan de weigering tot transfusie door familieleden of andere begeleiders alleen nooit volstaan.
De arts
mag
de weigering van een levensnoodzakelijke bloedtransfusie respecteren, als er een bij goed bewustzijn, schriftelijk opgestelde, voldoende recente, en ondertekende verklaring vooraf is
afgenomen
van de patiënt. Volgens sommige leden van het Comité
is
de arts zelfs
verplicht
die schriftelijke wilsverklaring te respecteren. Volgens anderen is dit geen plicht maar
mag
de arts
die verklaring vooraf beschouwen als een weerlegbare indicatie
van de wil van de patiënt. Mocht b.v. uit verklaringen van derden blijken dat de patiënt twijfels heeft bij de geloofspunten van Getuigen, of dat hij twijfels heeft geuit bij wat hij zou doen in dringende gevallen waar een bloedtransfusie nodig is, mag de schriftelijke wilsverklaring als ongeldig worden beschouwd.
3. In het geval van
wilsonbekwame minderjarigen zonder oordeelsvermogen
, wier Getuigen-ouders geen toestemming geven voor een levensnoodzakelijke bloedtransfusie,
mag
de arts
niet
zomaar ingaan op het verzoek van de ouders.
Aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:
a) Dringende gevallen:
Indien mogelijk, dient de arts de verklaring van twee andere onafhankelijke collega’s te bekomen, waaruit duidelijk blijkt dat de bloedtransfusie levensnoodzakelijk is (een ‘college van drie’).
Wanneer de ouders bij hun standpunt blijven, dient de arts contact op te nemen met het parket en zijn beslissing mee te delen.
b) Niet-dringende gevallen:
De arts dient zoveel mogelijk te overleggen met de ouders tot een vergelijk is bekomen; hij dient meer bepaald na te gaan of zij zich kunnen neerleggen bij de beslissing van een ‘college van drie’.
Indien de arts de overlegprocedure mislukt acht, en hij oordeelt dat het levensbelang van het kind onvoldoende beschermd is, dient hij het parket op de hoogte te stellen, om een maatregel van opvoedingsbijstand uit te lokken.
4. In het geval van
wilsbekwame minderjarigen met oordeelsvermogen
, zijn de leden van het Comité van oordeel dat gehandeld dient te worden vanuit het vermoeden van een grote omgevingsdruk.
Volgens sommige leden van het Comité evenwel
mag
de arts de weigering van de minderjarige respecteren, wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
De minderjarige dient duidelijk oordeelsbekwaam te zijn, en dit dient ook te worden getoetst.
De arts dient zich er van te vergewissen dat de minderjarige inderdaad vrijwillig opteert voor de niet-behandeling, bij voorkeur in een colloque singulier.
Bij onoplosbare twijfel over de wilsbekwaamheid van de minderjarige dient de arts dezelfde maatregelen te nemen als in het geval van de wilsonbekwame minderjarigen.
Andere leden van het Comité menen dat de arts de weigering door een wilsbekwame minderjarige Getuige van een levensreddende bloedtransfusie
niet mag
respecteren. »
Definities:
Minderjarig: in België zijn dit personen tot de leeftijd van 18 jaar;
Colloque singulier: Een gesprek tussen patiënt en arts zonder aanwezigheid van andere personen;
Décharge: Een ondertekend schrijven dat de arts ontslaat van zijn verantwoordelijkheid.
Gerelateerde documenten
BLB.KHB.1 - TRANSFUSIEHANDBOEK
.